Nadat ik in de Veelzijdig, uitgave voorjaar 2107, een brief had geschreven voor een vriend, waarbij ik geïnspireerd ben geraakt door de opleiding die ik toen volgde ”antroposofie en de kunst van tegenwoordigheid”, leek het mij mooi om daar een vervolg op te schrijven.
Voor wie dit niet gelezen heeft kan in de laatste Veelzijdig terug bladeren.
Hier ben ik toch maar weer even. Het is alweer een poosje geleden dat ik je had geschreven.
Ik heb je mijn levensverhaal verteld. Nu ik mij niet heb bestempeld als antroposoof, vind ik deze levensbeschouwing zeer belangrijk binnen OlmenEs en voor mijzelf. Zeer zeker ook omdat OlmenEs ontstaan is vanuit deze levensbeschouwing.
Ik heb alweer veel gebeurtenissen meegemaakt. Het is gewoon zo bijzonder om te zien dat alles blijft doorgaan, ondanks dat er veel veranderingen plaatsvinden.
In mijn vorige brief heb ik het gehad over de drie- en vierledigheid, ik hoop dat je snapt wat ik hiermee bedoeld heb. Het valt ook niet mee om dat te snappen, of het te willen doorleven.
In mijn leven is er wel weer het een en ander gebeurt. Ja, ik ben nog steeds op en top bakker.
Maar daarnaast vind ik het ontzettend fijn om met mensen in gesprek te gaan over fysieke en mentale weerbaarheid. Nu mag ik mij bezig gaan houden met dit thema op alle donderdagen.
Hoe fijn kan het zijn dat je dienstbaar mag zijn voor je collega`s.
Ja, beste vriend, dit zal je vast ook wel bijzonder vinden wat ik je schrijf, ik heb mij aangemeld bij de vrijwillige brandweer in Burgum. Ook hier alweer dienstbaar aan anderen. Dit wilde ik al lang doen, maar door omstandigheden is het er nooit van gekomen. Ik beleef hier ontzettend veel plezier aan.
Moet wel veel leren, maar dat weet je, dat vind ik niet erg.
Maar om even terug te komen op OlmenEs. Zoals ik al schreef over verandering binnen OlmenEs.
Maak ik mij wel zorgen over de kennis en levenservaring op het gebied van antroposofie die langzaamaan verdwijnt. Dit hoort ook bij ontwikkeling. Voel ik mij toch meer verbonden met de antroposofie, dat ik mij daar al zorgen over maak?
Gelukkig klonk er in de nieuwjaarstoespraak van OlmenEs, in de toespraak van Rob, dat dit echt niet zal gebeuren. Gelukkig maar.
Het is nu januari, ik hunker naar het voorjaar. Het mooie daaraan is dat de natuur zich openstelt en dat wij daar dankbaar gebruik van mogen maken. Niet alleen in het aardse, maar ook alles wat er in de kosmos om ons heen gebeurt. Wij maken ons zo langzamerhand op voor het paasfeest.
Met het paasfeest wordt herdacht dat Jezus werd gekruisigd. In hoeverre kun je spreken van een feest. Beste vriend, er is een prachtig mooie legende over de drie hazen. Dit verhaal werd vorig jaar door een collega verteld en heeft natuurlijk betrekking op Pasen en dit heeft mij wel aan het denken gezet.
De legende van de drie hazen
Er waren eens drie hazen, die elke dag tot God gingen bidden of Hij hun hartewens zou willen vervullen: éénmaal in de hemel te mogen komen.
De eerste haas had een bruin vel, de tweede was wit gevlekt, de derde was wit en heette “Sneeuw”. De drie hazen waren erg aan elkaar gehecht, en wat de een deed, deden de anderen ook. Veel uren waren aan het gebed gewijd, maar om niet te verhongeren moesten ze toch ook voor hun voedsel zorgen.
In drie grotten leefden zij zo vele jaren. Hun gebeden reikten tot in de hemel en God besloot om de hazen te belonen. Hoewel hij hen kende, wilde hij ze toch op de proef stellen. Dus sprak Godvader tot de maan: ”Je hoeft vannacht pas om twaalf uur te schijnen, ga dus voor die tijd het Himalaygebergte in, zoek de drie hazen op en vraag aan iedere haas iets om je honger te stillen. Als je bij alle drie geweest bent, kom je bij mij en breng verslag uit.” De maan gehoorzaamde en ging het eerst naar de bruine haas.
Die maakte zijn maaltijd klaar en toen hij zag dat de maan voor zijn hol stond, vroeg hij hem vriendelijk het maal met hem te delen. De maan bedankte hem en ging naar de tweede haas. Toen die hoorde dat er iemand aankwam, riep hij opgewekt: “Welkom, vriend.” Toen de maan gezegd had waarvoor hij kwam, zei de haas : “Graag zou ik u iets te eten willen geven maar…..ik heb vandaag te lang gebeden en daardoor vergat ik om voor voedsel te zorgen. Als u even wacht haal ik iets.” Toen hij wat bij elkaar had gezocht, gaf hij alles wat hij had aan de maan. Daarna, als laatste, kwam de maan bij de derde haas, Sneeuw.
Hij moest een hele tijd aankloppen, maar eindelijk kwam de haas naar buiten en begroette hem. “Ik zoek iemand, die me wat te eten kan geven”, zei de maan. Na die verre tocht over de besneeuwde toppen ben ik erg moe en hongerig.” “Rust eerst wat uit”, zei Sneeuw, “intussen zal ik zien of ik u iets kan bezorgen”. De maan hurkte neer bij de ingang van de grot. Intussen zocht de haas in zijn voorraadkamer. Maar o wee! Sedert dagen had hij geen voedsel verzameld, zo diep was hij in gebed verzonken geweest.
Sneeuw dacht aan een spreuk: “Hij die een gast niet herbergt, zijn honger niet stilt en zijn dorst niet lest, heeft vergeefs tot God gebeden.” Wat moest die arme haas nu beginnen? In dit moeilijke ogenblik kreeg hij een goede inval. Hij ging naar binnen, maakte een vuur en nodigde de gast uit om het zich bij de koesterende vlammen makkelijk te maken. Daarna zei hij: “Heer, ik heb de laatste dagen zo veel gebeden, dat ik geen voedsel zoeken kon, en dus heb ik niets in huis dat ik u zou kunnen voorzetten.”
De maan zei boos: “Dan ga ik maar weer en bij je vuur wil ik ook niet zitten.”
“O blijft u alstublieft”, riep Sneeuw. “Is het u hetzelfde welk soort vlees ik u voorzet?” De ”maan antwoordde: “Nu ik zie hoe serieus je het meent, zal ik elk soort vlees eten dat je me voorzet.”
“Goed”, zei Sneeuw blij, “maar daar ik niet anders bezit dan mezelf, zal ik nu mijn eigen lichaam in het vuur werpen, dan hebt u een maal om uw honger te stillen.”
“Neen!” riep de maan verschrikt, “neen, niet doen.”
Maar het was al te laat. Voor de maan het kon verhinderen was de haas al in de vlammen gesprongen. Geen kreet weerklonk, de zelfgekozen dood werd door geen enkel geluid begeleid.
Na deze derde ervaring vloog de maan terug naar de hemel. Daar vond hij in de schoot van God een mooie witte haas. God sprak: “Kijk naar deze haas, o maan, die zichzelf offerde en voor u in het vuur sprong. Hoe zal ik zijn opoffering belonen?” Toen vroeg de maan: “Heer, wil mij het haasje tot vriend en levensgezel geven. Ik zal het altijd bij me houden, waar ik ook heenga.” “Zo zal het zijn”, antwoordde Godvader. “Als ge uw glans op de aarde doet neerstralen, laat dan de haas met u glanzen, zodat alle mensen hem kunnen zien en een voorbeeld kunnen nemen aan zijn vroomheid en zijn zelfverloochening.” Sinds die dag kun je in het zilveren licht van de maan de haas zien.
Beste vriend snap je nu waarom dit mij aan het denken heeft gezet?
De zonnestralen of de glans waarover er aan het einde van dit verhaal wordt geschreven kunnen ook van al onze dierbaren zijn die niet meer in het aardse leven zijn.
Daarom hunker ik weer naar het voorjaar om de zonnestralen te voelen en te bewonderen waardoor er weer veel nieuw leven zichtbaar wordt door de glans uit dit verhaal.
Beste vriend ik hoop dat ik je niet verveel met al deze informatie.
Jelle
OlmenEs is een gemeenschap voor volwassenen met een verstandelijke beperking centraal in Noord Nederland. Antroposofie is onze basis. Wij bieden zorg, begeleiding en ondersteuning bij het samen wonen, samen werken en samen leven. Voor ons is de persoonlijkheid van de bewoner leidend, niet zijn beperking.