OlmenEs biedt rust en regelmaat aan zijn bewoners, maar dat betekent niet dat de medewerkers het experiment uit de weg gaan. Vanuit de gedachte dat elke levensfase in een volgende overloopt, zoeken de begeleiders naar nieuwe inzichten om te kunnen anticiperen op gedragspatronen bij de bewoners. Rudolphine de Vidal, coördinator van de ambachten en zelf werkleider in de papierwerkplaats, pikte een methode op om anders te leren omgaan met onbegrepen gedrag. Voor haar wellicht de manier om R. (een van de bewoners) te doorgronden.
R. is een veertiger die precies weet wat hij wel en wat hij niet wil. R. laat zich moeilijk sturen. Goed in staat om voor zichzelf op te komen, houdt hij iedereen op een afstand, hij is bepalend in het contact. Regelmatig heeft R. een binnenpretje, dan verschijnt er een ondeugende twinkeling in zijn ogen en moet hij grinniken. Als Rudolphine aan hem vraagt waar hij zo om moet lachen - misschien zou hij zijn pretje kunnen delen met de anderen - dan geeft R. niets prijs. Hij houdt het voor zichzelf. En geeft een standaard reactie, “ik ben gewoon vrolijk”.
‘R. is zeer welbespraakt, maar hij geeft weinig prijs. Meestal is hij bezig om je om de tuin te leiden, zodat je niet bij de kern kan komen, zegt Rudolphine over het gemis aan contact met hem. De consequentie van die houding is dat R. volhardt in het enige wat hij al doet sinds zijn komst naar OlmenEs: monsters tekenen. Goed getekende monsters, dat wel, maar altijd in dezelfde stijl, met hoekige lijnen. Rudolphine: ‘Vanwege die onbenaderbaarheid was onder de begeleiders sluipenderwijs een soort consensus ontstaan: laat hem maar, je kan hem toch niet bereiken.’ Rudolphine besloot zich daar niet bij neer te leggen. Nadat in OlmenEs de methode ‘Onbegrepen gedrag, Bron van crea-
tiviteit’ van Albert de Vries, onderzoeker bij de Academie voor Ervarend Leren, werd geïntroduceerd, had ze eindelijk het idee iets in handen te hebben dat de impasse rond het zelf opgetrokken isolement van R. zou kunnen doorbreken.
Maar waar te beginnen? De ingang diende zich aan toen zij toevallig een stuk in de krant tegenkwam over een expositie van de Amerikaanse horrorkunstenaar Tim Burton. Waar zijn fascinatie voor monsters vandaan kwam, wilde de interviewer weten. Ik zie mezelf als een monster, antwoordde
Burton. Rudolphine nam het artikel mee naar de werkplaats en las het aan R. voor. ‘Ik zag hem opveren bij de herkenning van Burton’s woorden. Zo bezien kregen zijn
tekeningen ineens een heel andere lading, ze hadden bestaansrecht.’ Door de tekeningen vanuit een gekanteld perspectief in
positieve zin te belichten, ontstond er opening voor gesprek. Voor het eerst liet R. vragen toe over zijn motieven, en ook
accepteerde hij mondjesmaat behoedzame suggesties van Rudolphine over kleurgebruik en beeldende techniek en de onderwerpen van zijn tekeningen.
‘R. heeft een rijke verbeelding. Zaken als brand, bloed, snijden, messen en wondjes vindt hij spannend. Hij bedenkt allerlei vreemde situaties en maakt zich daar vervolgens vrolijk over.’ Een verklaring voor R.’s fascinaties ligt mogelijk bij zijn aandoening van epilepsie, denkt Rudolphine. Voorheen wilde R. zijn fantasieën niet delen, maar die schaamte is hij voorbij nu hij beseft niet
alleen te staan. Door de monstertekeningen naar een ander niveau te tillen is er dialoog ontstaan, het heeft Rudolphine op weg
geholpen om zijn gedrag te begrijpen. Door emoties te koppelen aan de monsters en daarover in gesprek te gaan. Hierdoor geeft R. zich innerlijk meer bloot en beperkt zijn onderwerpkeuze zich niet langer tot louter monsters alleen.
Wat eerst een lastige situatie leek is nu niet zo groot meer, vat Rudophine het proces
samen. Om vastgeroeste conventies te doorbreken, past ze de zienswijze intussen ook toe op zichzelf en haar collega’s. ‘Wat voor beroep doet een collega op ons tijdens een vergadering door langdurig aan het woord te zijn? Waarom komt een ander altijd net te laat op de afspraak? Als je frisse invalshoeken weet te vinden om naar dat soort ingeslopen vanzelfsprekendheden te kijken, maak je het onderliggende gedrag benoembaar en komt de weg vrij om nieuwe doelen te stellen.’
Directeur Merlijn Trouw is enthousiast over bovenstaande werkwijze. ‘Ik vind dat onze ontwikkelingsgerichte antroposofische visie goed tot uitdrukking komt in deze manier van werken. Namelijk het onbevangen waarnemen van de situatie zoals deze is en hierin, de vaak nog verborgen, mogelijkheden ontdekken. Medewerkers leren om hierbij ook hun eigen ervaringen serieus te nemen en niet alleen vanuit ‘de kop’ te werken. Door inlevend en invoelend waar te nemen worden nieuwe mogelijkheden gezien en nemen medewerkers persoonlijke verantwoordelijkheid voor het nemen van nieuwe initiatieven. Hierdoor kan zowel de bewoner als de medewerker een nieuwe stap in zijn of haar ontwikkeling maken. Dat is precies de essentie van de sociaaltherapie in OlmenEs’.
OlmenEs is een gemeenschap voor volwassenen met een verstandelijke beperking centraal in Noord Nederland. Antroposofie is onze basis. Wij bieden zorg, begeleiding en ondersteuning bij het samen wonen, samen werken en samen leven. Voor ons is de persoonlijkheid van de bewoner leidend, niet zijn beperking.