Vanuit het niets een zorginstelling opbouwen. Kan dat? Vijfentwintig jaar geleden wel. In de houten tijdelijke gebouwen Olm en Es gingen acht begeleiders en achttien bewoners met elkaar het experiment aan in 1994. Allemaal nog maar net volwassen, niet gehinderd door conventies, gretig en verwachtingsvol. De een dacht van de ander wat op te kunnen steken over antroposofische zorg. Uiteindelijk zouden ze samen OlmenEs uitvinden. “Met elkaar hebben we toch de cultuur neergezet.”
“Ach, jullie ook hier. Wat ontzettend leuk.” Omhelzen, zoenen, elkaar even vastpakken en aankijken. Hoelang is het wel niet geleden? Twintig jaar? Nelleke Vermeulen, Afke Huizinga, Jan van der Weide en Roelof Hoogenberg, begeleiders en kok van het eerste uur, zien elkaar voor het eerst sinds lange tijd weer terug. Na de pioniersfase waaierden ze alle vier een kant uit, maar OlmenEs behield altijd een speciaal plekje in hun hart. Voordat de reünie met oud-collega’s en bewoners straks begint, willen ze dan ook eerst even een rondje maken over het terrein. “Je bent toch benieuwd wat er van je jeugdliefde geworden is.”
Hoe ze met hun jeugdliefde in aanraking kwamen? Jan kende oprichter Koop Daniëls van de Michaëlshoeve. “Ik kwam nog maar net kijken in de antroposofische zorg en voelde me niet thuis in de benepen clan-achtige sfeer van Brummen. Kom dan met me mee naar Appelscha, zei Koop. We gaan iets nieuws beginnen.” Nelleke werkte als beginnend fysiotherapeut bij reguliere instelling Maartenswouden in Drachten en maakte de overstap omdat ze meer wilde weten over heilpedagogiek. Ze schiet in de lach bij het verhaal van Jan. “En jij hebt mij nog aangenomen. Ik dacht: die kan me vast van alles vertellen over antroposofische zorg. Ik hield je voor een autoriteit.” Afke, destijds invalkracht bij de Michaëlshoeve in Brummen, greep de mogelijkheid op een volledige baan met beide handen aan. “Nog wel in de antroposofische zorg voor volwassenen. Dat had je in het noorden niet.” Roelof sloot als laatste aan. “Ik werkte al als kok in het dorp en er deden geruchten de ronde dat een club geitenwollen sokken het oude sanatoriumterrein had overgenomen. Nou, daar wilde ik wel voor koken.”
Dat gebeurde toen nog in een piepklein achterafhokje in de Olm, het werkgebouw, aldus Roelof. “Bij gebrek aan ruimte voor een kookketel moest ik creatief omgaan met de beperkte ruimte die ik had om toch een kwalitatief goede maaltijd te bereiden.” Niettemin weet Nelleke nog hoe blij ze was met de komst van Roelof. “In het begin aten we mee met de keuken van Stellinghaven. Tijdens mijn allereerste dienst kreeg ik boekweitgrutjes met spekjes en stroop voorgeschoteld. Ik heb echt geprobeerd om het lekker te vinden, maar dat lukte niet.” “En dan die vieze zoete toetjes,” valt Afke haar gierend bij. “Gezond en duurzaam zou pas later aan de orde komen. Er was gewoon nog niks, we moesten het maar zien te rooien met elkaar. Maar dat was juist het leuke.” Improviseren was de norm, knikt Jan. “Voor de overdracht gebruikten we een multomap. En in het weekend stond je er in je eentje voor. We vertrouwden er maar op dat het goed kwam.”
De onderlinge band bestendigde het vertrouwen. Wie in dienst kwam zat meteen aan tafel bij het sollicitatiegesprek van de daaropvolgende. “Hoe we ook van elkaar verschilden, zo ontstond direct al een hecht groepsgevoel. En dat versterkte zich nog eens in de voorbereiding. Drie weken voordat de eerste bewoners kwamen, hebben we met z’n achten het woongebouw ingericht als een vorm van teambuilding.” Ook de bewoners kwamen van heinde en verre, met hun ouders hadden ze reikhalzend uitgekeken naar de woon- en werkgemeenschap. “De wachtlijst was lang, dat maakte het weer makkelijker om de bewoners te kiezen die konden bijdragen aan de opbouwfase. Tenslotte werden zij ook in het diepe gegooid.”
Het vertrouwen kwam ook van de andere kant. “Vanuit de villa op de heuvel (de Wingerd, waarin de kantoormedewerkers hun plek hadden) gaf Koop ons min of meer de vrije hand. Zo vormden we twee bewonersgroepen die naar ons idee het beste bij elkaar pasten”, zegt Jan. De ene groep wat strakker in de antroposofische leer dan de andere. Die afstemming verliep weer heel natuurlijk en sloot aan bij de individuele samenstelling, weet Nelleke nog. “Het hoefde niet hetzelfde, ik vond die bewegingsvrijheid een verrijking.” Zo maakten ze onderling ook uit wie de groepsleiding op zich nam. Afke: “Dat kristalliseerde zich na verloop van tijd vanzelf uit. En het managementteam ging daar in mee.” Hoe ver de loyaliteit van directeur Koop Daniëls jegens zijn mensen reikte, bemerkte Jan toen hij later als groepsleider kritiek uitte op een conflictsituatie in de samenwerking. “Koop wilde daar niet van horen. We moesten er onderling maar uit zien te komen. En zo is het uiteindelijk ook gegaan. Die man was zijn tijd ver vooruit.”
Aangestoken door elkaar verdiepten ze zich verder in de antroposofie. Zo bepaalden de gebruiken en rituelen geleidelijk aan het dagritme van de kleine enclave in het bos. “Koop stimuleerde die ontwikkeling, maar hield ons ook met beide benen aan de grond.” Aan de intieme samenleving van het prille begin kwam na vijf jaar een eind. Met de nieuwbouw van de Aesculus, Juglans en Corylus, maakte OlmenEs in 1999 de sprong naar vijftig bewoners. Als cultuurdragers werden de begeleiders en bewoners van het eerste uur verdeeld over de nieuwe woongroepen. “Logisch en onvermijdelijk, maar de overgang viel zwaar”, zegt Afke. “Plotseling kreeg je te maken met nieuwelingen die allemaal weer zo hun eigen ideeën hadden.” Jan: “Misschien hadden we het ook wel te goed voor elkaar.”
Roelof vertrok als eerste. “Zonder rancune, hoor. Maar de organisatie stond en dan gaat het verder, daar lag mijn kwaliteit niet.” Afke vond het ook mooi geweest toen haar derde kind zich aandiende. Nelleke: “Ik liep een beetje vast na de overgang en kwam in die tijd aan de andere kant van het land de liefde van mijn leven tegen.” Ook Jan vertrok uiteindelijk vanwege zijn partner. “Net op tijd. Ik voelde me niet meer verbonden en dan kan je beter vertrekken. Maar de liefde voor OlmenEs raak je nooit kwijt.”
OlmenEs is een gemeenschap voor volwassenen met een verstandelijke beperking centraal in Noord Nederland. Antroposofie is onze basis. Wij bieden zorg, begeleiding en ondersteuning bij het samen wonen, samen werken en samen leven. Voor ons is de persoonlijkheid van de bewoner leidend, niet zijn beperking.